Lied van de Sorteerhoed

Jaar 5

Heel lang gelee - ik was nog jong,
En Zweinstein slechts in aanbouw,
Dachten de stichters van onze school:
We blijven elkaar voorgoed trouw.
Verenigd door een ideaal,
En met een doel in 't leven:
Komen tot de beste toverschool,
Om hun kennis door te geven.
'We bouwen en onderwijzen saam!'
Besloten de vier kameraden.
Ze dachten niet dat ook maar iets,
Hun vriendschap ooit zou schaden.
Want Griffoendor en Zwadderich,
Waren de allerbeste vrinden,
En ook Huffelpuf en Ravenklauw,
Konden het met elkaar goed vinden.
Waarom liep het dan toch verkeerd?
Wat werd hun band fataal?
Ik was erbij en ken daarom,
Heel 't droefgeestige verhaal.
Zwadderich zei: 'We nemen slechts
Leerlingen van zuiver bloed.'
Ravenklauw zei: 'We nemen hen,
Wier intelligentie ruim voldoet.'
Griffoendor zei: 'We nemen wie
Dapperheid en moed laat blijken.'
Huffelpuf zei: 'Ik neem iedereen,
En behandel hen als gelijken.'
Die geschillen leidden tot twist,
Toen ze voor het eerst ontstonden:
Elke stichter had zijn afdeling,
Voor wie ze 't geschiktste vonden.
Zwadderich nam, u raadt het al,
Slechts studenten van zuiver ras,
Slim en sluw, zoals hijzelf,
Van allemaal de sluwste was.
Degenen met de scherpste geest,
Kregen van Ravenklauw onderricht,
En voor de dapperste leerlingen,
Deed Griffoendor zijn plicht.
Huffelpuf nam wie overschoot,
En leerde hen wat ze konden,
Zo bleven de stichters van de school,
In vriendschap met elkaar verbonden.
Heel Zweinstein werkte in harmonie,
Gedurende vele gelukkige jaren,
Maar toen ontstond er onenigheid,
Gevoed door angsten en bezwaren.
De vier afdelingen die onze school
Moesten stutten en versterken,
Raakten onderling allengs verdeeld,
En gingen elkaar tegenwerken.
Een tijdlang leek het of de school
Vroegtijdig een eind zou vinden,
Door al 't gevecht en geduelleer,
En de haat tussen oude vrinden.
Maar ten slotte brak de ochtend aan,
Dat Zalazar Zwadderich vertrok,
En hoewel men 't vechten staakte,
Was het voor iedereen een schok.
Nadat het viertal stichters,
Tot drie werd teruggebracht,
Waren de afdelingen nooit meer een,
Zoals oorspronkelijk gedacht.
Jullie weten waarom ik hier lig;
Jullie zagen me al vaak:
Ik verdeel jullie over de afdelingen,
Dat is nu eenmaal mijn taak.
Maar dit jaar ga ik verder,
Luister goed naar mijn lied;
Ik moet jullie weliswaar scheiden,
Maar gaarne doe ik dat niet.
Ik moet mijn plicht vervullen:
Elke afdeling krijgt zijn kwart,
Maar versnel ik daardoor niet het eind,
Dat ik vrees, denk ik met smart?
Zie de tekens en ken de dreiging,
Wat de geschiedenis ons leert is waar:
Door dodelijke vijanden van buiten,
Loopt ons Zweinstein groot gevaar.
We moeten de handen ineenslaan,
Anders gaan we van binnenuit stuk:
Genoeg gezongen en gewaarschuwd nu...
Het Sorteren begint; veel geluk!